Algemeen
Centrumleider : Is die boze meneer die alles voor het zeggen
heeft. Die meneer is vaak boos omdat iedere springer onder zijn verantwoordelijkheid
springt.
Whuffo : Niet-springer. Als in "Whuffo you jump out
an airplane, huh?"
Manifest : De plek waar je je inschrijft voor een load en
je gewoonlijk je geld dan wel je springbonnen afgeeft. Hier kan je ook
alle informatie krijgen als je zou willen leren springen.
'
Manifesten' : betekent inschrijven voor een load.
Plafond : Max. hoogte dat het vliegtuig gaat. Als je aan
het plafond zit, wil dat ook zeggen dat je gegradueerd bent. Of een derde
betekenis is de onderkant van het wolkendek Jumprun.
Een jumprun: of gewoon 'run', wordt gevormd door degenen
die achter elkaar het vliegtuig uitspringen. Nadat zij gesprongen zijn,
maakt het vliegtuig een rondje voor de volgende run.
Stick : Een stick is de verzameling personen die tijdens
één vlucht springt. Degenen die tijdens de eerste vlucht
zullen springen, vormen de 'eerste stick'. Tijdens een stick worden een
aantal runs afgewerkt.
Dropzone (DZ) : De plaats waar de parachutisten geacht worden
te landen.
Holdings : Van tijd tot tijd is het zo druk in de lucht
met al die lijnvluchten zodat er geen ruimte meer vrij is voor de valschermspringers.
Load : Een vrachtje springers dat omhoog gevlogen wordt.
Bak : Ander woord voor vliegtuig.
Vlieger: In België: Ander woord voor vliegtuig. In
Nederland: Ander woord voor Piloot.
Windzak : Een windzak is een vaandel of slurf van lichte
stof bevestigd aan een paal zodat zij vrij kan draaien. Kan worden gebruikt
om de windrichting af te lezen.
Kalash : Is een dialect voor windzak.
Grindbak : De grindbak, of ciebel, is een met grind (gewassen
kiezelsteen) gevulde cirkelvormige ondiepe kuil in de dropzone. Een parachutist
zal niet alleen proberen te landen op de dropzone, maar zo mogelijk zelfs
in de grindbak. De bedoeling is om landingschok tot een minimum terug
te brengen. Dit was, in het verleden, een bijna noodzaak omdat je met
deze koepels niet zacht kon landen. Tegenwoordig zijn de landingen met
matrasvormige koepels veel zachter.
Tijdens de opleiding ![UP](images/up.gif)
Automatische Opening : Zie Static line (SL)
Static Line(SL) : Static line Beginnende springers moeten
eerst leren hoe ze met de parachute om moeten gaan, voordat een vrije
val gemaakt mag worden. Daarom springen zij met een 'static line'. Dat
is een lijn die aan het vliegtuig wordt gekoppeld, en die de parachute
uit de container trekt zodra de springer uit het vliegtuig springt.
Dummy trekken : Als een beginner een aantal stabiele exits
heeft gemaakt, mag hij gaan 'dummy trekken'. Dit houdt in dat de parachutist
een ripcord in zijn rig steekt, maar de parachute wel nog dmv. de static
line wordt geopend. De bedoeling is dat direct na de exit het dummy ripcord
getrokken wordt, en de springer daarbij stabiel in de lucht blijft hangen.
Pas als dit een aantal keer goed gelukt is, mag de springer een vrije
val gaan uitvoeren.
Pijlhouding : Een houding die AO-leerlingen wordt aangeleerd
om terug in een veilige situatie terug te komen. (die houding heeft iets
weg van een vorm van een pijl)
Vrije val : Bij de vrije val wordt de parachute niet automatisch
geopend, zoals bij de static line, maar moet de parachutist zelf zijn
ripcord uit zijn rig trekken. Hierna zal door een springveer een kleine
parachute uit de container geschoten worden, en deze trekt de hoofdparachute
uiteindelijk eruit. (Niet te verwarren met AFF)
Circuit : Het vliegen van een circuit is het laatste gedeelte
van de vlucht ter voorbereiding van de landing.
"T" : Met 2 platen van elk 2 meter lang vormt
met op de grond een letter "T" Door aan deze "T" op
de grond te draaien, kan men een leerling in de lucht aangeven in welke
richting hij moet vliegen.
Radiobesturing : Moderne uitvoering van een "T"
Tijdens de AFF opleiding ![UP](images/up.gif)
AFF : Accelerated FreeFall. (cursus vrije val) Hier gaat
de leerling vanaf de allereerste sprong in vrije val. Er gaan wel twee
ervaren jumpmasters mee die een veilige sprong garanderen.
Jumpmaster (JM) : De instructeur die daarboven de lakens
uitdeelt wat jou betreft.
GASP : Ground, Altitude, Secondary, Primary. Een checkup
in vrije val waarbij je een referentiepunt op de grond zoekt (zodat je
kan zien of je stil ligt), je hoogte afleest, en checkt of beide jumpmasters
nog naast je liggen.
GAP : Ground, Altitude, Primary. Dit is hetzelfde als een
GASP, maar hier spring je met 1 JM i.p.v. met 2
Materiaal ![UP](images/up.gif)
Harnas : Het stelsel van banden waar je in vastgegespt zit,
en dat jij en je koepel bijeenhoudt.
Containers : Op het rugkussen (harnas) zijn twee containers
vastgenaaid. Hierin worden de hoofdparachute en de reserveparachute opgeborgen.
De containers bestaan uit een aantal flappen die gesloten worden door
een lus door de ringen in de flappen te steken en deze lus te borgen met
een sluitpin.
Rig : Dit is de naam voor het geheel dat de parachutist
om zijn schouders hangt bij de sprong. Het rig bestaat uit harnas en containers.
Risers : De risers zijn sterke nylonbanden waaraan de lijnen
bevestigd zijn. Ze maken deel uit van het harnas en zijn bevestigd aan
de hoofdbanden.
Pilot Chute : Aan de top van de koepel is een kleine parachute
bevestigd die je ten tijde van de opening in de luchtstroom brengt (met
de hand of met behulp van een springveer). Deze kleine trekt de zak met
de koepel in de luchtstroom zodat die zich goed kan ontplooien.
Hoofdkoepel : De koepel (hoewel matrasvormig tegenwoordig)
waar je normaliter onder zal landen.
Reserve : Mocht de hoofdkoepel een malfunctie hebben dan
kan de reserve(koepel) worden ingezet. Deze zit bij de moderne matras
rigs boven uw hoofdkoepel gepakt.
Bridle : Het koord dat de pilot chute met de koepel verbindt.
Slider : Bij de matrasvormige parachutes zit een rechthoekig
lapje waar de koorden doorheen lopen. Deze slider houdt de koorden tijdens
het begin van de ontplooiing bij elkaar, en naarmate de koepel zich opblaast
wordt de slider naar beneden geduwd (vandaar slider). Dit is een vertragingsmechanisme
om de opening van de parachute comfortabeler te maken.
Stuurlijnen : De lijnen die naar de twee achterste uiteinden
van uw koepel (parachute) lopen zijn de stuurlijnen. Deze lijnen komen
uit in een handvat waar u aan kunt trekken; de resulterende vervorming
van de koepel maakt dat u kunt sturen.
Ripcord : Een stevig stuk draad met aan één
uiteinde een handvat. Het ripcord wordt in het rig gestoken, en dient
als sluitpin van de container van de hoofdparachute. Door het ripcord
uit het rig te trekken, kan de parachute zich openen.
Pull out : Je trekt via een kussentje rechtstreeks op de
pin die de container gesloten houd. Nadat je de pin getrokken hebt, opent
de container zich waarna een pilotchute vrijkomt die je dan in de luchtstroom
moet houden.
Hand deploy : Een Pilot chute die met de hand in de luchtstroom
wordt geworpen. De Pilote chute zal dan vervolgens de pin van de container
verwijderen, en de hoofdkoepel eruit halen.
AAD : Automatic Activation Device (trekt reserve open als
je te laag komt).
Cypres : Elektronische AAD FXC Mechanische AAD.
Dyter : Voorloper van de Time-out (Geeft maar 1 waarschuwingstoon).
Verschillende benamingen ![UP](images/up.gif)
PL (Precisie Landing) : De bedoeling is om zo dicht mogelijk
bij een ronde schijf te landen.
De afstand wordt gemeten in centimeters.
PA : Oude benaming voor PL.
CF (Canopy Formation) : De bedoeling is om onder een open
parachute, zoveel mogelijke figuren te maken met andere springers.
CRW : Oude benaming voor CF.
FS (Formation Skydiving) : Met een aantal springers probeer
je zoveel mogelijke figuren te maken. (FS4, FS8, FS16).
RW : Oude benaming voor FS.
Chute assis : Is een vorm van freeflying waarbij de skydiver
een zittende houding aanneemt tijdens de val.
FreeFly : Combinatie van Head Down en Chute Assis.
FreeStyle : Ballet in de lucht.
Style : Op een zo kort mogelijke tijd 2 salto's en 4 toeren
van 360 graden maken.
BASE : BASE is een samentrekking van Building, Antenna,
Spans (bruggen), Earth (bergen of kliffen).
Een BASE jump is een sprong vanaf een punt dat verbonden is met de aarde.
Creepen : Is op karretjes op de grond uw volgende sprong
instuderen.
Mockup : Is een nep vliegtuig waar men een exit kan oefenen.
Briefing : Voor je instapt in het vliegtuig ga je eerst
duidelijk afspreken wat je allemaal gaat doen als je uit het vliegtuig
springt.
Exit : Moment van de waarheid.
Tracking : Voorwaarts (horizontaal) bewegen tijdens de vrije
val.
Pull : Het ripcord trekken of met de hand de pilot chute
in de luchtstroom brengen.
Streamer : Als een parachute zich niet ontvouwt nadat hij
uit de container is gekomen, dan spreken we van een 'streamer'. Meestal
zal de parachutist overgaan op de noodprocedure.
Sikki : Een voorwerp met ongeveer de zelfde daalsnelheid
als een parachutist met geopende parachute. Vaak een houten latje met
flinke slierten crepe-papier eraan bevestigd. De instructeur gooit de
Sikki op 1000m uit het vliegtuig en kijkt waar het terecht komt. Zo kan
hij inschatten hoe de wind staat en waar hij de parachutisten uit het
vliegtuig kan zetten, zodat zij in de buurt van de landingsplaats uit
zullen komen.
Onder de parachute ![UP](images/up.gif)
Canopy control : Nadat je je ripcord hebt getrokken duurt
het nog zo'n 3 a 4 seconden voordat je koepel (canopy) zich begint te
ontvouwen. Dan ga je controleren of je een goede koepel hebt. Als dat
niet zo is probeer je dat te herstellen, en als dat niet lukt blijft er
niets anders over dan de reserveprocedure.
Reserveprocedure : De noodprocedure wordt door de parachutist
uitgevoerd als tijdens de val de hoofdparachute niet bruikbaar blijkt,
bv. doordat hij zich niet ontvouwt (een streamer). De reserveprocedure
bestaat eruit dat de hoofdparachute wordt afgeworpen en de reserveparachute
geopend wordt.
Twist : Als na de opening van de parachute de parachutist
gedraaid onder de parachute hangt, dus als de lijnen onder de parachute
om elkaar heen gedraaid zijn, dan spreekt men van een 'twist'. Een twist
is eenvoudig te verhelpen door de risers uit elkaar te drukken en een
fietsende beweging te maken, zodat je tegen de draai van de lijnen indraait.
Totdat de draai eruit is, natuurlijk!
Stall : Als de stuurlijnen vol worden ingetrokken wordt
de koepel (gedeeltelijk) verticaal getrokken. Dit heeft als effect dat
er maximale remming wordt bereikt, waar dan bijna de volledige verticale
remming wordt ingeleverd. Bij het begin van deze overgang hang je even
volledig stil, vandaar de term stall. Na dit korte moment ga je als een
baksteen naar beneden.
Remmen : Het is mogelijk de voorwaartse snelheid van de
parachute ten opzichte van de lucht te verminderen, te remmen. Dit doe
je door de stuurlijnen symmetrisch naar beneden te trekken.
Volle rem : Zo ver mogelijk naar beneden wordt 'volle rem'
genoemd. Als de handen zich op of net onder schouderhoogte bevinden, dan
wordt dit 'halve rem' genoemd.
Halve rem : Uw twee stuurlijnen maar half aantrekken, met
als resultaat dat je niet meer vooruit vliegt en enkel nog maar langzaam(er)
naar beneden gaat.
Flaren : Bij de landing wordt de voorwaartse energie omgezet
in lift energie. (m.a.w. hoe sneller je gaat hoe zachter de landing) Op
deze wijze kan je een zeer zachte landing bekomen. Flaren doet U door
op 2 meter van de grond aan uw beide stuurlijnen te trekken. Landen doen
we steeds tegen de wind, vandaar de T en de windzak. Als U bij het flaren
iets te hevig bent, komt uw koepel in stall, en dan gaat U een harde landing
krijgen. Om deze reden zijn de koepels van leerlingen zodanig afgesteld
dat je ze niet in stall kan krijgen.
Swoop : Bij de landing een hogere snelheid dan normaal bekomen
door aan 1 voorste hangriemen te trekken, en deze dan ook op tijd los
te laten. (Een methode die we zelfs ervaren springers afraden).
Hook-in : Bij de landing een hogere snelheid dan normaal
bekomen door op het allerlaatste moment een bocht van 180 graden te maken.
Deze methode van landen loopt nog steeds geregeld slecht af, en menig
ziekenhuis heeft die "stoere springer" terug in elkaar moeten
steken.
Parahouding : De houding waarmee een pararol wordt ingezet:
benen tegen elkaar, knieën licht gebogen, en de voeten enigszins
schuin ten opzichte van de beweging.
Pararol : Een manier van vallen, waarbij een rol gemaakt
wordt. Op deze manier wordt zo mogelijk voorkomen, dat een parachutist
bij de landing armen en/of benen breekt.
Fieldpacken: Dit is het bij-elkaar pakken van de parachute
na de landing op een zeer snelle manier. Fieldpacken zou in principe veel
sneller moeten gaan dan dat je uw parachute op een normale manier zou
plooien. ![UP](images/up.gif)
With many thanks to Guido von Valschermsport.
|